top of page
Zoeken

DE BRONTË ZUSSEN

door Jasmijn Groot -


Patrick Branwell: portret van Anne, Emily en Charlotte Brontë (ca. 1834). Patrick Branwell had zich tussen zijn zussen in geschilderd, maar verwijderde zijn gelijkenis later. National Portrait Gallery, Londen, Verenigd Koninkrijk.
Patrick Branwell: portret van Anne, Emily en Charlotte Brontë (ca. 1834). Patrick Branwell had zich tussen zijn zussen in geschilderd, maar verwijderde zijn gelijkenis later. National Portrait Gallery, Londen, Verenigd Koninkrijk.

Charlotte (1816-1855), Emily (1818-1848) en Anne Brontë (1821-1848) waren drie Engelse poëten en schrijfsters, wiens verhalen een succes werden door hun passie en originaliteit, en die tegenwoordig worden gezien als meesterwerken in de Engelse literatuur


Jeugd


De zussen waren de kinderen van de Ierse pastoor Patrick Brontë en de Engelse Maria Branwell. Patricks originele achternaam was Brunty en hij was de oudste van tien kinderen uit een arm boerengezin. De kinderen ontvingen geen formeel onderwijs, maar met de vier boeken die het gezin rijk was, leerde Patrick zichzelf lezen. Met een beurs kon hij begin 19de eeuw theologie studeren in Engeland, waar hij zijn naam formeel veranderde in Brontë. Maria Branwell kwam uit een welvarend koopmansgezin uit Penzance, Cornwall. Nadat ze allebei haar ouders had verloren, verhuisde ze in 1812 naar Yorskshire om haar tante te helpen bij het runnen van diens Methodisten school. Daar ontmoette ze Patrick, die er ook bij een school werkte. De twee waren op slag verliefd en trouwden binnen drie maanden. Samen kregen ze zes kinderen: Maria jr., Elizabeth, Charlotte, Patrick Branwell, Emily en Anne.


Het jonge gezin verhuisde in 1815 naar Thornton, waar Patrick aangesteld werd als pastoor en een beter inkomen genoot. In 1820 verhuisden ze naar Haworth, waar ze intrek namen in de pastoorswoning naast de kerk, waar nu het belangrijkste museum huist over de Brontë familie.


Maria overleed al in 1821 aan baarmoederkanker, toen Emily en Anne nog babies waren. Maria's oudere zus Elizabeth trok bij de achtergebleven Patrick en zes kinderen in om te assisteren bij het huishouden en het opvoeden van de jonge kinderen. Patrick heeft zeker drie huwelijksaanzoeken gedaan aan drie verschillende vrouwen, wellicht om Elizabeth te ontlasten van de taken die ze op zich had genomen. Maar tevergeefs, de aanzoeken leidden nergens toe en Patrick bleef de rest van zijn leven weduwnaar. Elizabeth bleef bij het gezin wonen tot haar overlijden in oktober 1842. Ze werd omschreven als een vrouw die als geen ander op de hoogte was van wat er zich in Haworth afspeelde en die strikte regelmaat in stand hield in het leven van de familie Brontë. Ze was streng en verwachte respect, waardoor ze niet hecht was met de oudste kinderen. Alleen met Anne, de jongste Brontë-telg, met wie ze jaren lang een kamer deelde, had ze een warme band.


De pastoorswoning in Haworth, waar de Brontë familie van 1820 tot 1861 woonde. Foto: Jasmijn Groot (2024)
De pastoorswoning in Haworth, waar de Brontë familie van 1820 tot 1861 woonde. Foto: Jasmijn Groot (2024)

De kinderen werden in eerste instantie thuis onderwezen door Patrick en Elizabeth. Patrick stuurde de meiden - met uitzondering van Anne, die nog te jong was - in 1824 naar de Clergy Daughters' School in Lancashire . Deze school bood onderwijs aan de kinderen van verarmde pastoorsgezinnen en was als zodanig een oplossing voor Patrick en Elizabeth, die met zijn tweeën overweldigd waren in de opvoeding van zes kinderen. De leefomstandigheden waren echter niet te best op de school en de twee oudste dochters, Maria en Elizabeth, werden ernstig ziek. Ze overleden allebei in 1825 aan tuberculose. Het verlies liet een blijvende indruk achter op het gezin. Charlotte en Emily werden direct van school gehaald en werden samen met hun broer Patrick Branwell en zusje Anne de daaropvolgende vijf jaar onderwezen door hun vader en tante.


St Michael & All Angels Church in Haworth. Foto: Jasmijn Groot (2024)
St Michael & All Angels Church in Haworth. Foto: Jasmijn Groot (2024)

De overlevende Brontë kinderen werden alle vier onderwezen in literatuur, poëzie, talen, tekenen en muziek. Patrick maakte daarbij weinig onderscheid tussen zijn dochters en zijn enige zoon. Hij vond dat vrouwen net zo intelligent waren als mannen en dat zijn dochters daarom net zoveel recht hadden op een onderrichting. Bovendien was Patrick, die zijn positie in het leven had kunnen verbeteren door onderwijs, overtuigd dat ook zijn kinderen door een goede onderlegging betere kansen in het leven zouden krijgen.


Het lijkt er echter wel op dat zowel Patrick als zijn dochters de enige jongen in het gezin, Branwell, als een echte genie zagen en grootse dingen van hem verwachtten. De druk achter die verwachtingen werd zeker verder gevoed door de aanwezigheid van talloze poëtische en theologische publicaties van Patricks hand in het pastoorshuis.


Charlotte, Branwell, Emily en Anne groeiden geïsoleerd op binnen de pastoorswoning en maakten weinig vrienden buiten hun eigen familie. Emily in het bijzonder was verlegen en teruggetrokken en had weinig behoefte aan sociale contacten buiten het Brontë huishouden. De kinderen werden onderling wel hecht. De liefde voor literatuur en poëzie die hun vader hen meegaf, kwam tot echte opleving nadat Branwell een doos speelgoedsoldaten cadeau had gekregen. De kinderen begonnen fantasieverhalen voor de poppetjes te verzinnen die zich afspeelden in hun eigen fantasiewerelden, waarbij vooral Charlotte en Branwell de consistentie bijhielden. De kinderen schreven hun verhaaltjes op in miniscule manuscripten in miniatuurschrift, zodat de soldaatjes ze konden lezen.


Werk


De financiële situatie van de Brontë familie was niet puissant, dus alle kinderen moesten als volwassenen gaan werken. En dat moesten ze ver buiten de grenzen van hun dorp doen. De werkgelegenheid in Haworth en omstreken was al aanzienlijk laag toen de Brontë familie er neerstreek. Hoewel de regio bekend was om haar wolproductie, was deze sinds de 17de eeuw geautomatiseerd door het gebruik van molens, waardoor er niet veel mankracht meer aan te pas hoefde te komen.


Voor de zussen waren er niet veel andere opties dan het onderwijs in te gaan. Charlotte had tussen 1831 en 1832 haar educatie afgemaakt aan de Roe Head kostschool in Mirfield. Tussen 1835 en 1838 werkte ze hier ook als lerares. Emily was toen korte tijd één van Charlottes leerlingen, maar zij leed aan extreme heimwee en keerde na enkele maanden al terug naar Haworth. Zij werkte in 1839 kort als lerares in Halifax, maar haar tijd daar was ook van korte duur, omdat ze de stress en de lange werkdagen niet aan kon. Vanaf dat moment draaide ze enkele jaren voornamelijk mee in het huishouden in de pastoorswoning van haar vader in Haworth. Anne verving Emily als leerlinge onder Charlotte en verbleef in Roe Head van 1835 tot en met 1838.


Charlotte werkte van 1839 tot en met 1841 als gouvernante voor enkele families in Yorkshire en Anne van 1839 tot en met 1845. Ze beleefden beiden geen plezier aan hun werk. De werkdagen waren extreem lang en de sociale en maatschappelijke status van gouvernantes was zo laag dat de Brontë zussen hun werkervaringen vergeleken met slavenarbeid. Ze ervoeren gevoelens van eenzaamheid en vernedering tijdens hun loopbaan. Bovendien hadden ze er alle drie moeite mee on hun kinderen in het gareel te houden, steun van de ouders te vergaren, en om te gaan met heimwee. In de weinige vrije tijd die ze beiden hadden, bleven Charlotte en Anne proza en poëzie schrijven. Charlotte zocht actief aanmoediging onder poëten om een carrière als dichteres te bevorderen, maar zij vonden dat zij zich er als vrouw afzijdig van diende te houden.


In 1842 reisden Charlotte en Emily naar Brussel af om aan de kostschool van Constantin Héger hun talenten als onderwijzeressen verder te ontwikkelen tegen kost en inwoning, zodat ze in de toekomst hun eigen school zouden kunnen openen. Hun tante Elizabeth overleed in 1842 en liet alle Brontë kinderen een aanzienlijk erfdeel na. Charlotte en Emily keerden in 1844 definitief terug naar Haworth. Samen met Anne opende Charlotte bij terugkomst in Haworth een school aan huis voor meisjes, maar aan het einde van het jaar moesten ze het project alweer naast zich neerleggen door een gebrek aan aanmeldingen en fondsen.


Branwell was ondertussen niet voor een specifiek vak getraind. Hij had les gehad van musici en tekenaars en koesterde interesse voor onder andere kunst, architectuur en literatuur. Zijn nalatenschap in het Brontë museum in Haworth laat zien dat hij een echte Renaissance man was, poëzie schreef, muziek componeerde en portretten schilderde. In de tweede helft van de jaren 1830 probeerde Patrick Branwell in de leer te gaan als schilder en daar zijn beroep van te maken. Waarom dat niet lukte, wordt door historici nog bediscussieerd. Uit zijn latere correspondentie wordt duidelijk dat Patrick Branwell grote druk ervaarde om een gerespecteerde man te worden. Ook is het duidelijk dat Patrick Branwell in zijn twintiger jaren al een zware drinker was. Hij keerde in 1839 terug naar Haworth en had grote schulden opgerakeld.


In 1840 werkte Patrick Branwell enige tijd als onderwijzer voor een familie in het noorden van Engeland. Na zijn ontslag aldaar, werkte hij tot eind 1842 voor de spoorwegen tussen Machester en Leeds. Tussen de bedrijven door probeerde hij zonder succes zijn literaire werk te publiceren. In 1843 bezorgde Anne hem een baan als leraar bij de familie Robinson, de familie waar zij al drie jaar werkte als gouvernante. In 1845 werd hij abrupt ontslagen.


Schrijvers


In 1845 woonden alle Brontë kinderen weer onder het dak van hun vader, maar was de huiselijke sfeer op zijn zachts gezegd gespannen. Branwells ontslag uit het huishouden van de familie Robinson was het gevolg van de ontdekking door zijn werkgever Mr. Robsinon van een affaire met diens echtgenote, Mrs. Robinson. Uit schaamte voor de situatie diende Anne een aantal maanden later zelf ook haar ontslag in. Mrs. Robinson gaf Branwell behoorlijke hoop dat het tussen hen tot een huwelijk zou komen zodra de oude en ziekelijke Mr. Robinson de pijp uit zou gaan. Niet in de minste zin omdat zij Branwell regelmatig geld stuurde - wellicht om hem stil te houden over hun affaire. Toen Mrs. Robinson het na het overlijden van haar echtgenoot duidelijk maakte aan Branwell dat zij niet met hem in het huwelijk kon treden, verviel Patrick Branwell in zware verslavingen aan alcohol en opiaten. Hij werd een nachtmerrie om mee samen te leven, zijn gedrag werd onuitstaanbaar en een grote bron van schaamte voor de rest van de familie. Branwell wist zowel bij zijn vader en vrienden geld los te peuteren om drank en drugs te blijven misbruiken, waarop zijn familie maar met moeite schuldeisers buiten de deur wist te houden.


De Brontë zussen hadden een korte, slopende en weinig succesvolle carrière als gouvernante achter de rug - met uitzondering van Anne, die als enige een succes van haar werk als gouvernante had weten te maken. Geen van drieën had zicht op werkmogelijkheden of wenste om hun werk in het onderwijs weer op te pakken. Verder hadden ze geen huwelijkskandidaten op het oog en waren ze compleet afhankelijk van een oude, blind wordende vader, die er niet heel lang meer zou zijn. De pastoorswoning waar ze allemaal woonden was niet zijn persoonlijk bezit en zou worden overgedragen aan een nieuw aangewezen pastoor indien hun vader zou komen te overlijden. Hun broer kampte laatsten met zware verslavingen en leek voorlopig niet in staat om voor zijn zussen te kunnen zorgen.


Charlotte maakte zich in haar dagboeken kwaad over Branwells problematische gedrag, vooral gevoed door de realiteit dat mannen als haar broer verwacht werden zelfstandig te zijn en een naam voor zichzelf te maken in de wereld - om dat vervolgens te vergooien. Ondertussen werd zij als vrouw onderschat en ontmoedigd om haar literaire verdiensten te publiceren vanwege haar sekse. begon steeds meer te overwegen om de poëzie van haarzelf en haar jongere zussen te publiceren. Het was vooral Charlotte die het idee vatte om samen met haar zussen hun poëzie te publiceren met de erfenis van hun tante Elizabeth, om zo bij te dragen aan de inkomsten van de familie - zeker nadat ze de magistrale poëzie van Emily, die niet voor haar ogen bedoeld waren, had gelezen. Anne was snel overtuigd, Emily was na enkele dagen ook om


De dineerkamer in de Haworth pastoorswoning. Hier schreven Charlotte, Emily en Anne hun meesterwerken. Foto: Jasmijn Groot (2024)
De dineerkamer in de Haworth pastoorswoning. Hier schreven Charlotte, Emily en Anne hun meesterwerken. Foto: Jasmijn Groot (2024)

Omdat schrijvende vrouwen niet op hetzelfde niveau werden gewaardeerd als mannen, schreven de Brontë zussen in eerste instantie onder pseudoniemen: Currer, Ellis en Acton Bell. In mei 1846 publiceerden ze gezamenlijk een weinig succesvolle poëziebundel - er werden slechts twee exemplaren verkocht. Ze gingen individueel door met hun eigen schrijfprojecten, Charlotte met The Professor en Jane Eyre, Emily met Wuthering Heights en Anne met Agnes Grey. Hoewel de manuscripten voor Wuthering Heights en Agnes Grey werden geaccepteerd door een uitgever, werd The Professor van Charlotte afgewezen. Zij maakte Jane Eyre af, die meteen werd geaccepteerd en als eerste werd gepubliceerd. De recensenten waren kritisch over Wuthering Heights, en nog meer over Agnes Grey, maar Jane Eyre was meteen bijzonder succesvol. Het is niet duidelijk of Emily na haar eerste roman aan een nieuw manuscript is begonnen. Charlotte ging verder met haar boek Shirley en Anne met The Tenant of Wildfell Hall, dat ze in 1848 publiceerde en mede door de schokkende onderwerpen een direct succes was.


Op het Europese continent was 1848 ook het roerige jaar van revoluties en rappe verandering, wat zijn weerslag vond binnen het Brontë huishouden. In september overleed Branwell onverwachts aan tuberculose. Verzwakt door zijn verslavingen had de ziekte, die ook zijn oudste zussen fataal was geworden, een versnelde werking op zijn lichaam. Op zijn begrafenis kreeg Emily last van een hardnekkige hoest, die zich snel ontwikkelde tot een longontsteking en uiteindelijk tot tuberculose. Emily weigerde medische hulp tot het veel te laat was. Ze overleed drie maanden na haar broer. Anne vatte de ziekte ook. Haar intense rouw om Emily, met wie ze het hechtst was, stond een goed fysiek herstel in de weg, waardoor ze aan einde van het jaar al gediagnosticeerd werd met terminale tuberculose. Ze trok naar Scarborough, in de hoop dat het zeeklimaat haar gezondheid goed zou doen. Ze keerde nooit meer terug. In mei 1849 overleed Anne. Om haar vader nog een begrafenis te besparen, ging Charlotte naar Scarborough om Anne's lichaam daar te ruste te leggen. Anne ligt om die reden als enige niet begraven in het Brontë familie graf in Haworth.


Binnen acht maanden tijd overleden drie leden uit de Brontë familie. Dat er in zulke korte tijd zoveel kinderen stierven binnen één gezin was in de Victoriaanse tijd niet uitzonderlijk. De levensverwachting in Haworth was slechts 25 jaar en 41% van de kinderen die werden geboren haalden hun tweede levensjaar niet. Er was geen riolering in het dorp. De enige beschikbare waterbron was besmet door fecaliën en door de rottende lichamen op het kerkhof dat zich aan de top van het dorp bevond. Het dorp was bovendien omgeven door weinig vruchtbare brandingslandschappen, waardoor er weinig variëteit was in de voedselvoorziening. Veel families leefden van weinig meer dan pap en leden aan vitaminegebrek. Al hadden de Brontës het ietsje beter, Charlottes belangrijkste biografe Elizabeth Gaskell schreef dat Charlotte veel van haar tanden mistte.


Charlotte ging na het overlijden van haar jongere zussen door met schrijven en publiceerde haar tweede boek Shirley in 1849 en haar derde Vilette in 1853. Net voor de publicatie van haar derde boek, werd ze onverwachts ten huwelijk gevraagd door Arthur Bell Nichols, een Ierse curaat van haar vader, die al lange tijd verliefd op haar was. Ze weigerde het aanzoek, deels omdat haar vader de match niet zag zitten door Nichols' slechte financiële situatie. Maar Charlottes kennis Elizabeth Gaskell overtuigde Charlotte van de voordelen van een huwelijk en gebruikte haar contacten om Nichols' positie te verbeteren. Charlotte accepteerde het aanzoek begin 1854 en trouwde diezelfde zomer. Bell Nichols trok na de bruiloft in bij zijn vrouw en schoonvader in de pastoorswoning in Haworth.


Snel na haar bruiloft was Charlotte zwanger. Maar helaas overleed ze in 1855 tijdens het eerste trimester van haar zwangerschap aan uitdroging en ondervoeding als gevolg van hyperemesis gravidarum. Patrick Brontë overleefde al zijn kinderen en zijn echtgenote. Bell Nichols bleef bij Brontë wonen om voor hem te zorgen, tot diens overlijden in 1861 op 84-jarige leeftijd.


Nalatenschap


De schrijfset van Charlotte Brontë. Foto: Jasmijn Groot (2024)
De schrijfset van Charlotte Brontë. Foto: Jasmijn Groot (2024)

Het werk van de Brontës is origineel door een ongekende combinatie van het fantastische en het realistische, het emotionele en het intellectuele, en door de inspiratie uit hun eigen levens, getekend door verlies van geliefden en ervaringen als onderwijzeressen. Door hun relatieve isolatie, ontwikkelden de zussen een unieke schrijfstijl die nooit eerder was gezien en sinds hun tijd geen gelijken heeft gekend. De Brontë zussen zijn om die redenen drie van de beroemdste schrijvers uit de Engelse geschiedenis en hun werken zijn klassiekers binnen de wereldliteratuur.


Charlotte was de langstlevende Brontë telg. Zij kon het langst van haar succes als schrijfster genieten en was van de drie zussen de best gewaardeerde auteur in hun tijd. Bovendien weten we over haar het meest en is ze de belangrijkste bron voor onze informatie over de andere zussen. En als zodanig heeft ze een behoorlijke vinger in de pap die hun herinnering is gehad.


Charlotte was in de jaren voor haar eigen overlijden al behoorlijk bezig om een zo acceptabel en opgepoetst mogelijk plaatje van haarzelf en haar jongere zussen naar buiten te brengen. Dit was vooral als tegenreactie op kritische stemmen richting de zussen: zij begaven zich als vrouwelijke schrijvers namelijk in een werkterrein dat gedomineerd werd door mannen en hun werken werden ondanks lovende recensies nog wel eens immoreel en schandalig bestempeld. Met de kritiek werd hun vrouwelijkheid aangevallen. Charlotte wilde zichzelf en haar zussen nogal graag doen overkomen als propere, christelijke meisjes. Haar eerste biografe en vriendin, Elizabeth Gaskell, die vlak na Charlottes overlijden de eerste biografie over de schrijfster publiceerde, nam dat stokje voorbeeldig over. Zij zette een trend in gang die de moeilijkere onderwerpen omtrent het privéleven van de zussen en hun 'schandalige' publicaties ontweek en hun nette levenspaden als vrouwen bijna heilig maakte.


Al een halve eeuw na Charlottes overlijden werd duidelijk dat zij niet de vrome martelaar was zoals ze graag wilde overkomen, maar een veel complexere vrouw dan gedacht. In 1913 werden in een Engelse krant haar bewaarde brieven aan Constantin Héger gepubliceerd, die zij na haar vertrek uit Brussel aan hem had geschreven. Uit die brieven is geconcludeerd dat Charlotte verliefd was op Constantin, een getrouwde man, die haar liefde niet beantwoorde. Ook Charlottes correspondentie met haar vriendin Ellen Nussey, die ze kende van Roe Head, laat zien dat haar leven complexer was dan ze vaak voordeed. Deze correspondentie vormt nog steeds de belangrijkste bron voor biografen en werd lange tijd gezien als de uiting van een zeer hechte vriendschap. In recentere jaren zijn er echter historici die een romantische verbinding tussen de twee vrouwen uit de brieven halen, waarin Charlotte onder andere beweent dat ze van elkaar gescheiden zijn, haar wens uit om Ellen te kussen, en met haar samen wil leven als man en vrouw. Gezien het feit dat de vriendschap aanzienlijk bekoelde na Charlottes huwelijk met Bell Nicholls en dat de brieven van Ellen aan Charlotte op het expliciete verzoek van de weduwnaar zijn vernietigd, ondersteunen die hypothese.


Het is ergens goed te begrijpen dat Charlotte het nalatenschap van haar jongere zusjes na hun overlijden wilde beschermen tegen verdere smaad. Maar bij sommige van haar acties zetten sommige historici wel kritische noten. Zeker waar het het nalatenschap van haar jongere zusjes betreft. Want wij kennen hen als personen en schrijvers minder goed, deels door Charlottes toedoen.


Emily leefde een teruggetrokken bestaan en had buiten haar familie weinig vrienden - haar dierbaarste vriendin was haar jongere zusje Anne. Het is daardoor moeilijk voor biografen om een scherper beeld van haar te krijgen. De eersten die na haar dood schreven over Emily, waren haar zus Charlotte en diens vriendin en biografe Elizabeth Gaskell. Zij stelden haar voor als een uiterst verlegen en teruggetrokken jongevrouw, die geen interactie wenste met niemand anders dan haar familie en hun huisdieren, en die het meest thuis was op de ruige moorlandschappen achter hun vaders huis. Zowel Charlotte als Elizabeth worden echter gezien als weinig objectief: Charlotte, omdat zij delen van Emily's werk en persoonlijkheid heeft aangepast om die aantrekkelijk te maken voor een breed lezerspubliek; Elizabeth, omdat zij Emily nooit persoonlijk heeft gekend en niet gecharmeerd was van wat Charlotte over haar te vertellen had. Er blijven daardoor veel onduidelijkheden bestaan over Emily's persoonlijkheid.


Markeersteen voor het Brontë familiegraf in de St Michael & All Angels Church in Haworth. Anne ontbreekt, omdat ze in Scarborough ligt begraven.Foto: Jasmijn Groot (2024)
Markeersteen voor het Brontë familiegraf in de St Michael & All Angels Church in Haworth. Anne ontbreekt, omdat ze in Scarborough ligt begraven.Foto: Jasmijn Groot (2024)

De grootste onbekende is echter Anne. Ze scheen bekend te staan om haar zachtaardigheid en kalmte, die waarschijnlijk het resultaat was van een evenwicht tussen diepgevoelde emoties, zorgvuldig nadenken, een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en vastberadenheid. Verder weten we bar weinig over de jongste Brontë-telg. Dit komt grotendeels door de funeste uitwerking van haar oudste zus Charlotte op haar eigen nalatenschap.


Charlotte erfde na Annes dood de rechten van The Tenant of Wildfell Hall. Deze briefroman gaat over Helen Lawrence Huntingdon, die een andere identiteit aanneemt om haar huwelijk met de dandy Arthur Huntingdon te ontvluchten. Arthur is in alle opzichten als de beroemde poëet Lord Byron, door wie de Brontë kinderen allemaal geïnspireerd waren: hij is een alcoholist en vreemdganger, die zijn opvliegendheid mentaal en fysiek botviert op de vrome Helen, die zijn ziel wil redden - en daarmee alles wegheeft van Byron's echtgenote Annabella Millbanke. Ook al zijn deze overeenkomsten heel duidelijk, Annes leefsituatie met haar verslaafde broer zal ook zijn doorgesijpeld in het verhaal.




Charlotte besloot door de schandalige aard van het boek om The Tenant of Wildfell Hall niet meer te publiceren na Anne's overlijden. Charlotte, en vele lezers met haar, vonden het werk te immoreel. In de Victoriaanse maatschappij was alles wat een vrouw bezat het eigendom van haar man. Dus wanneer zij haar huwelijk ontvluchtte of zelf een bestaan probeerde op te bouwen, betekende dat volgens de wet dat zij het bezit van haar man van hem weghield, wat gelijk stond aan diefstal. Het wegnemen van kinderen uit de unie stond bovendien gelijk aan ontvoering, omdat de kinderen juridisch gezien tot de echtgenoot behoorden. Charlotte schreef over het boek:


"Wildfell Hall it hardly appears to me desirable to preserve. The choice of subject in that work is a mistake, it was too little consonant with the character, tastes and ideas of the gentle, retiring inexperienced writer."


Door Charlottes beslissing werd er lange tijd nauwelijks aandacht besteed aan Anne en werd zij al snel gezien als de Brontë-zus zonder talent. The Tenant of Wildfell Hall werd in de Verenigde Staten nog steeds uitgebracht en gedurende de twintigste eeuw waren er een handvol liefhebbers van het boek en haar schrijfster. Wildfell Hall kreeg pas in de laatste decennia van de 20ste eeuw bredere erkenning en wordt vandaag de dag gezien als een vroeg feministisch werk.


Het Brontë Parsonage Museum in Haworth is open van woensdag tot en met zondag tussen 10:00 en 17:00. Reguliere toegangskaartjes kosten £12,-.

De St Michael & All Angels Church in Haworth is elke dag vrij toegankelijk

tussen 09:00 en 16:30.

Voor degenen die niet naar Engeland kunnen, is er de film To Walk Invisible, grotendeels opgenomen in het Brontë Parsonage Museum en de straten van Haworth.


 


Jasmijn Groot is genderhistorica en oprichter van het Historical Women Project. Ze publiceert artikelen voor onder andere Opzij en Winq en stelt haar expertise over gender en vrouwengeschiedenis ter beschikking aan verschillende media. Jasmijn studeerde Geschiedenis en Oudheidkunde aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. 



 

 - ENGLISH BELOW -


Patrick Branwell, portrait of Anne, Emily and Charlotte Brontë (ca. 1834). Patrick Branwell had painted himself between his famous sisters, but in the end, he removed his likeness. National Portrait Gallery, London, United Kingdom.
Patrick Branwell, portrait of Anne, Emily and Charlotte Brontë (ca. 1834). Patrick Branwell had painted himself between his famous sisters, but in the end, he removed his likeness. National Portrait Gallery, London, United Kingdom.

Charlotte (1816–1855), Emily (1818–1848), and Anne Brontë (1821–1848) were three English poets and writers whose stories became successful due to their passion and originality, and today are considered masterpieces of English literature.


Childhood


The sisters were the children of Irish clergyman Patrick Brontë and Englishwoman Maria Branwell. Patrick's original surname was Brunty, and he was the eldest of ten children from a poor farming family. The children did not receive formal education, but with the four books the family possessed, Patrick taught himself to read. With a scholarship, he studied theology in England in the early 19th century, where he formally changed his name to Brontë. Maria Branwell came from a prosperous merchant family in Penzance, Cornwall. After losing both her parents, she moved to Yorkshire in 1812 to help her aunt run a Methodist school. There she met Patrick, who also worked at a school. The two fell in love immediately and married within three months. Together, they had six children: Maria Jr., Elizabeth, Charlotte, Patrick Branwell, Emily, and Anne.


The young family moved to Thornton in 1815, where Patrick was appointed as the parson and enjoyed a better income. In 1820, they moved to Haworth, where they took up residence in the parsonage next to the church, now home to the Brontë family’s primary museum.


Maria died in 1821 from uterine cancer when Emily and Anne were still babies. Maria’s older sister Elizabeth moved in with Patrick and his six children to assist with the household and raising the young ones. Patrick certainly proposed marriage to three different women, perhaps to relieve Elizabeth of the burdens she had taken on. But the proposals were unsuccessful, and Patrick remained a widower for the rest of his life. Elizabeth stayed with the family until her death in October 1842. She was described as a woman who knew better than anyone what was happening in Haworth and maintained strict regularity in the Brontë family's life. She was strict and expected respect, so she was not close with the older children. Only with Anne, the youngest Brontë sibling, with whom she shared a room for many years, did she share a warm bond.


The parsonage in Haworth, where the Brontë famil lived between 1820 and 1861. Photo: Jasmijn Groot (2024)
The parsonage in Haworth, where the Brontë famil lived between 1820 and 1861. Photo: Jasmijn Groot (2024)

The children were initially taught at home by Patrick and Elizabeth. Patrick sent the girls – except for Anne, who was still too young – to the Clergy Daughters' School in Lancashire in 1824. This school provided education to the children of impoverished families of the clergy and provided a solution to Patrick and Elizabeth, who were overwhelmed by raising six children on their own. However, the living conditions at the school were not ideal, and the two oldest daughters, Maria and Elizabeth, became seriously ill. They both died in 1825 of tuberculosis. The loss left a lasting impact on the family. Charlotte and Emily were immediately taken out of school and, along with their brother Patrick Branwell and sister Anne, were taught by their father and aunt for the next five years.


St Michael & All Angels Church in Haworth. Photo: Jasmijn Groot (2024)
St Michael & All Angels Church in Haworth. Photo: Jasmijn Groot (2024)

The surviving Brontë children were all educated in literature, poetry, languages, drawing, and music. Patrick made little distinction between his daughters and his only son. He believed women were just as intelligent as men and therefore his daughters deserved the same education. Furthermore, Patrick, who had improved his life position through education, was convinced that his children would have better life prospects if given a good foundation.

However, it seems that both Patrick and his daughters saw the only boy in the family, Branwell, as a real genius and expected great things from him. The pressure behind these expectations was certainly reinforced by the presence of numerous poetic and theological publications by Patrick in the parsonage house.


Charlotte, Branwell, Emily, and Anne grew up in isolation within the parsonage and had few friends outside their family. Emily, in particular, was shy and introverted, having little need for social contact beyond the Brontë household. The children were, however, very close to one another. Their love for literature and poetry, instilled by their father, truly blossomed when Branwell received a box of toy soldiers as a gift. The children began to invent fantasy stories for the little figures, set in their own imaginary worlds, with Charlotte and Branwell particularly maintaining the consistency. The children wrote their stories down in tiny manuscripts, in miniature script, so the toy soldiers could read them.


Work


The financial situation of the Brontë family was not too great, so all the children had to work as adults. And they had to do so far beyond the borders of their village. Employment in Haworth and its surroundings was already quite low when the Brontë family settled there. Although the region was known for its wool production, this had been automated by the use of mills since the 17th century, reducing the need for manual labor.


For the sisters, there were few other options than to enter the teaching profession. Charlotte had completed her education at the Roe Head boarding school in Mirfield between 1831 and 1832. Between 1835 and 1838, she also worked there as a teacher. Emily was briefly one of Charlotte’s students, but she suffered from severe homesickness and returned to Haworth after only a few months. She worked briefly in 1839 as a teacher in Halifax, but her time there was also short-lived, as she could not handle the stress and long work hours. From then on, she spent several years mostly participating in the household duties at her father’s parsonage in Haworth. Anne replaced Emily as a student under Charlotte and stayed at Roe Head from 1835 to 1838.


Charlotte worked as a governess from 1839 to 1841 for several families in Yorkshire, and Anne did so from 1839 to 1845. Neither of them enjoyed their work. The working hours were extremely long, and the social and societal status of governesses was so low that the Brontë sisters compared their work experiences to slave labor. They experienced feelings of loneliness and humiliation during their careers. Additionally, they all struggled with controlling the children, gaining support from parents, and dealing with homesickness. In the little free time they had, Charlotte and Anne continued to write prose and poetry. Charlotte actively sought encouragement from poets to pursue a career as a poetess, but they felt that she, as a woman, should stay away from it.


In 1842, Charlotte and Emily traveled to Brussels to further develop their teaching talents at Constantin Héger's boarding school, in exchange for room and board, so that they could one day open their own school. Their aunt Elizabeth passed away in 1842, leaving a considerable inheritance to all the Brontë children. Charlotte and Emily returned to Haworth in 1844. Upon returning, Charlotte, opened a school for girls at home with Anne’s help, but by the end of the year, they had to abandon the project due to a lack of enrollments and funds.


Meanwhile, Branwell had not been trained for any specific profession. He had received lessons from musicians and artists and was interested in art, architecture, and literature, among other things. His legacy in the Brontë museum in Haworth shows that he was a true Renaissance man, writing poetry, composing music, and painting portraits. In the second half of the 1830s, Patrick Branwell tried to train as a painter and make a career of it. Why this failed is still debated by historians. His later correspondence reveals that Patrick Branwell felt a great deal of pressure to become a respected man. It is also clear that by his twenties, Patrick Branwell was already a heavy drinker. He returned to Haworth in 1839 and had accumulated significant debts.


In 1840, Patrick Branwell worked briefly as a teacher for a family in northern England. After his dismissal, he worked for the railways between Manchester and Leeds until the end of 1842. In between, he tried unsuccessfully to get his literary works published. In 1843, Anne secured him a position as a tutor with the Robinson family, the family with whom she had been working as a governess for three years. In 1845, he was abruptly dismissed.


Writers


In 1845, all the Brontë children were living under their father’s roof again, but the atmosphere at home was tense, to say the least. Branwell’s dismissal from the Robinson household was the result of his employer, Mr. Robinson, discovering an affair between Branwell and his employer's wife, Mrs. Robinson. Ashamed of the situation, Anne also resigned a few months later. Mrs. Robinson had given Branwell considerable hope that they would marry once the old and ailing Mr. Robinson passed away. Not least because she regularly sent Branwell money—perhaps to keep him quiet about their affair. When Mrs. Robinson made it clear to Branwell, after her husband's death, that she could not marry him, Patrick Branwell fell into severe addictions to alcohol and opiates. He became a nightmare to live with, his behavior became unbearable, and a great source of shame for the rest of the family. Branwell was able to extract money from both his father and friends to continue his abuse of alcohol and drugs, leaving his family struggling to keep creditors at bay.


The Brontë sisters had had short, exhausting, and largely unsuccessful careers as governesses—except for Anne, who was the only one to make a success of her work. None of the three had any prospects for further employment or wished to return to their teaching careers. Moreover, they had no marriage prospects and were completely dependent on their aging, soon-to-be-blind father, who would not be around much longer. The parsonage where they all lived was not his personal property and would be transferred to a newly appointed clergyman should their father pass away. Their brother was struggling with severe addictions and seemed unable to care for his sisters at that time.

Charlotte grew angry in her diaries about Branwell’s problematic behavior, especially driven by the reality that men like her brother were expected to be independent and make a name for themselves in the world—and then squander it. Meanwhile, she, as a woman, was underestimated and discouraged from publishing her literary works because of her gender. She began to seriously consider publishing the poetry of her and her younger sisters. It was mainly Charlotte who came up with the idea to publish their poetry together with the inheritance from their aunt Elizabeth, in order to contribute to the family’s income—especially after reading the magnificent poetry of Emily, which had not been intended for her eyes. Anne was quickly convinced, and Emily came around after a few days.


The dining room at the Brontë Parsonage. This is the room where the Brontë sisters wrote their masterpieces. Photo: Jasmijn Groot (2024)
The dining room at the Brontë Parsonage. This is the room where the Brontë sisters wrote their masterpieces. Photo: Jasmijn Groot (2024)

Because women writers were not valued at the same level as men, the Brontë sisters initially published under pseudonyms: Currer, Ellis, and Acton Bell. In May 1846, they jointly published a poetry collection that was not very successful—only two copies were sold. They continued individually with their own writing projects: Charlotte with The Professor and Jane Eyre, Emily with Wuthering Heights, and Anne with Agnes Grey. While the manuscripts for Wuthering Heights and Agnes Grey were accepted by a publisher, Charlotte's The Professor was rejected. She finished Jane Eyre, which was immediately accepted and published first. Reviewers were critical of Wuthering Heights, and even more so of Agnes Grey, but Jane Eyre was an immediate success. It is unclear whether Emily began a new manuscript after her first novel. Charlotte continued with her book Shirley, and Anne with The Tenant of Wildfell Hall, which she published in 1848. The shocking subjects in the book made it an instant success.


In 1848, across Europe, revolutions and rapid change also took place, and this turmoil was reflected the Brontë household. In September, Branwell unexpectedly died of tuberculosis. Weakened by his addictions, the disease, which had also proved fatal to his older sisters, took a faster toll on his body. At his funeral, Emily developed a persistent cough, which quickly turned into pneumonia and ultimately tuberculosis. Emily refused medical help until it was far too late. She died three months after her brother. Anne also contracted the disease. Her intense grief over Emily, with whom she was closest, hindered her physical recovery, and by the end of the year, she was diagnosed with terminal tuberculosis. She went to Scarborough, hoping the seaside climate would improve her health. She never returned. In May 1849, Anne died. To spare her father another funeral, Charlotte went to Scarborough to lay Anne to rest there. For this reason, Anne is the only one not buried in the Brontë family grave in Haworth.


In just eight months time, three members of the Brontë family died. The fact that so many children died in such a short period of time within one family was not uncommon in Victorian times. The life expectancy in Haworth was just 25 years, and 41% of children born did not survive their second year. There was no sewage system in the village. The only available water source was contaminated by feces and by the decaying bodies in the cemetery at the top of the village. Moreover, the village was surrounded by barren moorland, which meant little variety in the food supply. Many families lived on little more than porridge and suffered from vitamin deficiency. Although the Brontës were slightly better off, Charlotte’s main biographer, Elizabeth Gaskell, wrote that Charlotte was missing many of her teeth.


After the death of her younger sisters, Charlotte continued writing and published her second book Shirley in 1849 and her third Villette in 1853. Just before the publication of her third book, she was unexpectedly proposed to by Arthur Bell Nichols, an Irish curate at her father’s church, who had been in love with her for a long time. She rejected the proposal, partly because her father disapproved of the match due to Nichols’ poor financial situation. But Charlotte’s friend, Elizabeth Gaskell, convinced her of the advantages of marriage and used her connections to improve Nichols' position. Charlotte accepted the proposal in early 1854 and married him that same summer. Bell Nichols moved in with his wife and father-in-law in the parsonage in Haworth.


Soon after her wedding, Charlotte became pregnant. Unfortunately, she died in 1855 during the first trimester of her pregnancy due to dehydration and malnutrition caused by hyperemesis gravidarum. Patrick Brontë outlived all of his children and his wife. Bell Nichols stayed with Brontë to care for him until his death in 1861 at the age of 84.


Legacy


The work of the Brontë sisters is original due to an unprecedented combination of the

Charlotte Brontë's writing kit. Photo: Jasmijn Groot (2024)
Charlotte Brontë's writing kit. Photo: Jasmijn Groot (2024)

fantastic and the realistic, the emotional and the intellectual, as well as inspiration drawn from their own lives, marked by the loss of loved ones and their experiences as governesses. Due to their relative isolation, the sisters developed a unique writing style that had never been seen before and has not been matched since. For these reasons, the Brontë sisters are three of the most famous writers in English history, and their works are classics of world literature.


Charlotte was the longest-lived of the Brontë siblings. She enjoyed the most prolonged success as a writer and was the most highly regarded author of the three sisters in their time. Furthermore, we know the most about her and she is the primary source for our information about the other sisters. As such, she played a significant role in shaping their legacy.

Charlotte spent the years before her own death trying to present the most acceptable and polished image of herself and her younger sisters.


This was primarily in response to critical voices directed at the sisters: as female writers, they were entering a field dominated by men, and their works, despite favorable reviews, were sometimes labeled as immoral or scandalous. Their femininity was under attack with the criticism. Charlotte wanted to present herself and her sisters as proper, Christian young women. Her first biographer and friend, Elizabeth Gaskell, who published the first biography of Charlotte shortly after her death, took this task on admirably. She started a trend of avoiding difficult topics regarding the sisters’ private lives and their ‘scandalous’ works, instead making their lives as women appear almost saintly.


Half a century after Charlotte’s death, it became clear that she was not the devout martyr she had wanted to appear as but was a much more complex woman than previously thought. In 1913, letters that Charlotte had written to Constantin Héger, whom she had fallen in love with after leaving Brussels, were published in an English newspaper. These letters revealed that Charlotte was in love with Constantin, a married man, whose feelings were not reciprocated. Charlotte’s correspondence with her friend Ellen Nussey, whom she had known from Roe Head, also shows that her life was more complicated than she often let on. This correspondence was long seen as the expression of a very close friendship. In recent years, however, historians have suggested that there was a romantic connection between the two women, based on the letters, in which Charlotte expresses her sorrow about their separation, her desire to kiss Ellen, and her wish to live with her as a couple. Given that their friendship cooled significantly after Charlotte’s marriage to Bell Nichols and that Ellen’s letters to Charlotte were destroyed at the explicit request of the widower, this hypothesis is supported.


It is understandable that Charlotte wanted to protect the legacy of her younger sisters after their deaths from further scandal. However, some of her actions have drawn criticism from historians, particularly regarding the legacy of her younger sisters, as we know less about them as individuals and writers, partly due to Charlotte’s influence.

Emily led a reclusive life and had few friends outside her family—her dearest friend was her younger sister Anne. This makes it difficult for biographers to get a clearer picture of her. The first people to write about Emily after her death were her sister Charlotte and Charlotte’s friend and biographer Elizabeth Gaskell. They portrayed her as a very shy and withdrawn young woman who wanted no interaction with anyone other than her family and their pets, and who was most at home in the rugged moorlands behind their father’s house. Both Charlotte and Elizabeth are considered to be somewhat biased: Charlotte adapted parts of Emily’s work and personality to make them more attractive to a wide readership, and Elizabeth never knew Emily personally and was not fond of what Charlotte had to say about her. As a result, many uncertainties remain about Emily’s personality.


Marker for the Brontë family grave in Haworth. Anne was buried in Scraburough and her name is therefore absent from the marker. Photo: Jasmijn Groot (2024)
Marker for the Brontë family grave in Haworth. Anne was buried in Scraburough and her name is therefore absent from the marker. Photo: Jasmijn Groot (2024)

The greatest unknown, however, is Anne. She was known for her gentleness and calmness, likely a result of a balance between deeply felt emotions, careful thought, a strong sense of responsibility, and determination. Beyond that, we know very little about the youngest Brontë sibling. This is largely due to the damaging effect of her older sister Charlotte on her own legacy.


After Anne’s death, Charlotte inherited the rights to The Tenant of Wildfell Hall. This epistolary novel tells the story of Helen Lawrence Huntingdon, who assumes a different identity to escape her marriage to the dandy Arthur Huntingdon. Arthur is in every way like the famous poet Lord Byron, whom the Brontë children were all inspired by: he is an alcoholic and a philanderer, who vents his volatile temper both mentally and physically on the devout Helen, who wishes to save his soul—much like Byron’s wife Annabella Millbanke. Though these parallels are quite clear, Anne’s living situation with her addicted brother may also have influenced the story.


Charlotte decided not to republish The Tenant of Wildfell Hall after Anne’s death due to its scandalous nature. Charlotte, and many readers along with her, found the work too immoral. In Victorian society, everything a woman owned was the property of her husband. So when she fled her marriage or tried to build her own life, the law saw this as theft, as she was withholding her husband’s property from him. Removing children from the union was also considered kidnapping, as they legally belonged to the husband. Charlotte wrote about the book:


"Wildfell Hall it hardly appears to me desirable to preserve. The choice of subject in that work is a mistake, it was too little consonant with the character, tastes and ideas of the gentle, retiring inexperienced writer."


Due to Charlotte's decision, Anne received little attention for a long time and was quickly seen as the Brontë sister without talent. The Tenant of Wildfell Hall was still published in the United States, and throughout the twentieth century, there were a handful of enthusiasts for the book and its author. Wildfell Hall only gained wider recognition in the last decades of the twentieth century and is now regarded as an early feminist work.


The Brontë Parsonage Museum in Haworth is open from Wednesday to Sunday between 10:00 and 17:00. Regular admission tickets cost £12.

The St Michael & All Angels Church in Haworth is freely accessible every day between 09:00 and 16:30.

For those who cannot visit England, there is the film To Walk Invisible, largely filmed in the Brontë Parsonage Museum and the streets of Haworth.


 


Jasmijn Groot is a gender historian and the founder of the Historical Women Project. She publishes articles for, among others, Opzij and Winq and offers her expertise on gender and women's history to various media. Jasmijn studied History and Classical Studies at the University of Amsterdam and the Free University.

Comments


bottom of page